Ontvankelijkheid

12 december 2021

In een podcast over het kloosterleven noemt Thomas Quartier, benedictijner monnik en theoloog des vaderlands, het begrip ‘godsdichtheid’. Dat doet hij in reactie op de vraag of hij door het kloosterleven een sterker lijntje met God heeft gekregen. “Het is juist omgekeerd,” zegt hij. “De godsdichtheid is overal even hoog, of je nou op het perron staat of in de kerk zit. Het enige wat verandert, is jouw ontvankelijkheid ervoor.” Alles in het klooster is er daarom op gericht om die ontvankelijkheid te vergroten. De stilte, structuur en stijl van het benedictijner leven helpen de monniken om open te staan voor dat wat zij God noemen. Ook het celibaat en het afzweren van bezit dragen daaraan bij; dat zijn niet zozeer moreel ingegeven regels, zegt Quartier, maar eerder organisatorische principes die ervoor zorgen dat in het klooster de rust heerst die nodig is om ontvankelijk te zijn.

Die focus op ontvankelijkheid in plaats van op dat wat er ontvangen moet worden is interessant, ook in niet-religieuze context. Hoe vaak loop je niet door dezelfde straat zonder iets bijzonders te zien, tot dat ene moment waarop je denkt: hoe kan het dat ik die geweldige boom of dat gekke gebouw nooit eerder heb gezien? Het is natuurlijk niet de straat die verandert, maar je toestand als toeschouwer. Beauty is in the eye of the beholder, en als je hoofd er niet naar staat, of als er constant scooters door de straat crossen, is het een stuk moeilijker om die schoonheid te zien. Het draait om rust, verstilling, en de manier waarop dat je openstelt voor dingen van buiten. Dat kan gaan om iets moois dat opeens zichtbaar wordt, maar ook om de betekenis van wat iemand eigenlijk tegen je zegt. Zien en luisteren vragen per definite om ontvankelijkheid.

Tegenover de stilte, structuur en stijl die het benedictijner kloosterleven dicteren, zou je een profane drie-eenheid van herrie, chaos en vormeloosheid kunnen zetten. En zijn dat niet juist de dingen waar je in het moderne leven moeilijk omheen kunt? Het lawaai van mobiele berichten, de chaos van een werk- en privéleven dat steeds makkelijker in elkaar overloopt, en de vormeloosheid van wat Paul Skallas ‘casual culture’ noemt: de snelle appjes die we sturen in plaats van een rustige brief, en de trui met spijkerbroek die het steeds vaker wint van een op de gelegenheid afgestemde outfit. De eenentwintigste eeuw is zo ongeveer het tegenovergestelde van een klooster.

Als ontvankelijkheid niet alleen nodig is om goden te kunnen verstaan maar ook om muziek tot ons door te laten dringen of echt te horen wat iemand zegt, is het dan niet verstandig om wat meer stilte, structuur en stijl in ons leven terug te brengen? Niet omdat dat moet van een religieus genootschap, maar omdat het je helpt om open te staan voor de dingen die het leven de moeite waard maken. Voor de een is dat een heilige geest, voor een ander de spiritualiteit van een kunstwerk en voor weer een ander het oprechte gezelschap van andere mensen. De dichtheid van wat gezien, gehoord en gevoeld kan worden is op de meeste plekken gelijk. Het enige dat we dus nog hoeven te doen, is ons leven zo te organiseren dat we er ook echt ontvankelijk voor zijn.

Dank aan Afra Klarenbeek voor het lezen van een eerdere versie van deze tekst.